Tim Wolvetang loopt nieuw clubrecord én de limiet voor het wereldkampioenschap 100 km

Afgelopen zaterdag stond de tegenwoordig in Zwitserland wonende en werkende Tim Wolvetang aan de start van de Polojska 100 km, een ultraloopwedstrijd in Kroatië. 

Dat Tim naast de extremere vormen van triathlon ook aardig uit de voeten kon op de langere afstanden wisten we al na zijn prestaties in onder meer de West Coast Challenge, een ultraloop over het Noordzeestrand. Vorig jaar liep hij een indrukwekkende Jungfrau en daarna kwam de vraag wat hij nodig had om zich te kwalificeren voor het WK 100 km. De eis om voor het Nederlandse team uit te komen is een sub-8 uur op de 100 km gelopen in een erkende IAU race én bij de beste zes Nederlandse lopers te staan op de ranglijst van de laatste twee jaar. Een keer eerder liep er een clubgenoot in het oranje, dat was Andy Roodenburg die zich gekwalificeerd had voor het wereldkampioenschap 24 uur. Trainer Mark de Boer was als coördinator van de Nederlandse ultraloopselectie zeven keer aanwezig op het WK als coach.

Het lopen van een ultraloop is naast een fysieke uitdaging ook een loop waarin je je geduld moet bewaren. Rustig starten, niet mee laten slepen in een te hoog starttempo van een ander. Blijven eten en drinken, maar bovenal is het een mentaal gevecht om urenlang gefocust te kunnen blijven.

Met de 7.38 van afgelopen zaterdag liep Tim het bijna 20 jaar oude clubrecord van Aad Vink uit de boeken en liep hij ruim onder de limiet voor deelname aan het WK 100 km in augustus in Berlijn!

 Hieronder een verslag van Tim, een dag na zijn finish.

100 km, het is met de trein al ver.
Het blijft een gekke ambitie, bij de beste ter wereld te willen horen. Reëel of niet, maar met de ambitie om mij voor het elite wereldkampioenschap 100km te kwalificeren ben ik naar Kroatië afgereisd. In de periode voorafgaand aan de race alles gedaan om de benen te sparen, zo heb ik de twaalf uur rijden in drie dagen opgedeeld en iedere dag ook nog in tweeën gesplitst met een loopje op een mooie plek onderweg. Hoewel ik me ondanks al deze maatregelen dag voor de race heel belabberd voelde, leek op de dag zelf de benen van een Griekse halfgod te hebben.

Na het startschot schoot ik zoals alle afgelopen races uit de blokken, enige verschil was dat dit geen vijf of tien kilometer was, maar honderd. Het eerste teken dat ik misschien wat enthousiast vertrokken was, was dat ik vooraan liep, terwijl er ook een vijftig kilometer wedstrijd werd gehouden. Na een paar honderd meter toch maar even een blik op het horloge: 3:30/km… oeps. Nadat ik wat ingehouden had kwam ik in de kopgroep terecht. Gezellig dacht ik, maar niemand had zin om te praten. Bij uitblijvende reacties op een grap over dat we niet te hard langs de flitsers moesten lopen had ook ik er genoeg van en ben ik achter de grootste man van het stel gaan lopen: lekker uit de wind.

Na de eerste van twintig rondes a vijf kilometer moest ik stoppen om een stel gels uit mn voorraad bak te halen. Tien seconden verloren, maar niks ergs dacht ik, totdat ik erachter kwam dat het best hard was gaan waaien en het in die kopgroep eigenlijk best goed toefen was. Gelukkig waren die jongens technisch niet zo goed met bochtjes en kon ik snel weer aansluiten. Maar nadat ze na een uur nog steeds iedere keer versnelden bij de voedingszone vond ik het mooi geweest, we moesten tenslotte nog krap twee marathons.

Ondanks dat ik gelost was ben ik lekker mijn eigen tempo blijven lopen, voeding volgens plan, hartslag waar ik hem wilde hebben en superbenen. De eerste marathon in 2 uur 50. Hoewel dat absoluut geen doel was, is een ‘sub-3’ altijd lekker en vooral ook goed voor het moraal. Dat moraal was nog hard nodig later op de dag, want na 50 kilometer begonnen de kilometers er wel in te hakken en ook de wind en de kou begonnen hun effect te hebben. Ik heb eigenlijk nooit echt last van de koude, maar tegen sneeuw én wind was ik niet bestand. Ik heb het nooit echt koud gehad, maar de benen begonnen toch steeds meer te zeuren. Of eigenlijk gewoon echt pijn te doen, maar buiten het 50-kilometer-moraal was er ook nog het positie-spel dat moraal op begon te leveren. Nadat ik een hele tijd op de vierde plek had gelopen zag ik dat een van de jongens die in de ochtend niet om mijn grappen kon lachen niet alleen uit de kopgroep gelost was, maar ook nog eens langzaam dichterbij kwam. Van praten moest hij nog steeds niks weten, maar nadat ik hem na een sanitaire stop binnen vijf minuten voor de tweede keer inhaalde heeft hij de strijd moeten staken.

Naarmate de finish in zicht kwam werden de Kroaten zelf ook steeds enthousiaster. Voor mij vooral motiverend waren de aanmoedigingen van Dejan Radanac, de Kroatisch 100km recordhouder Hij kon wegens blessure zelf niet meelopen, maar was wel het feestje mee komen vieren aan het parcours. Telkens gaf hij door welke plek ik liep en werd hoe langer hoe uitbundiger. Nadat de voormalige nummer drie had moeten opgeven dacht ik steeds dat er nu nog slechts twee van de top drie moesten opgeven, maar ik moest er vooral voor zorgen dat ik niet een van die twee was. Dat zo eenvoudig nog niet, helemaal toen ik vanuit het niets in ene op de tweede plek liep, ik kon het niet geloven, maar na een aantal keerpunten zag ik inderdaad de voormalig nummer twee niet meer. Daarnaast zag ik ook steeds meer van de concurrenten achter mij aan het wandelen en dat verlangen werd bij mij ook steeds sterker. Eigenlijk wilde ik iedere keer rond het start/finish gebied opgeven, maar zodra ik weer een kilometer verder was ging dat gevoel weer weg. Ik hoefde dus eigenlijk van iedere vijf kilometer maar één kilometer echt door te zetten.

Na tachtig kilometer was het beste er bij mij dan toch écht af, de benen deden enorm pijn. Tot overmaat van ramp was ik ook nog eens ingehaald door Jadrijev Zdravko (bleek Kroatisch recordhouder 12 uur lopen). Ondertussen was ik in mijn dal op cola overgeschakeld als energiebron en moest daarvoor bij iedere verzorgingspost stoppen wat ook helemaal niet zo makkelijk meer was. In gedachten steeds maar aan muziek gedacht waarbij de pasfrequentie rond de 180 zou komen en steeds maar weer focussen op ritme en vooral blijven lopen. Daarnaast heel veel gedacht dat het  helemaal niet zo erg is om 30 seconden per kilometer langzamer te lopen, maar wie wandelt die verliest.

Uiteindelijk met 7:38:16 mijn debuut op de 100 kilometer op de weg gemaakt, nog altijd moeilijk te beseffen wat het betekent, maar het is mij ondertussen wel duidelijk dat het een hele respectabele tijd is waar ik heel trots op ben. Niet alleen is het de tweede Nederlandse tijd van de afgelopen twee jaar, ook het snelste debuut van de afgelopen jaren. Maar nu eerst de pootjes omhoog, want herstellen, dát is pas topsport!

Nieuws Overzicht