Ironman Hawaii

Zo, dat was hem dan. Ironman Hawaii. Alles wat ze er over zeggen is waar: hij is zwaar, onvoorspelbaar, ontzettend mooi en gruwelijk zwaar. Ik moet eerlijk zeggen dat ik met name de slechte kanten van de wedstrijd heb gezien. Genieten was moeilijk, maar dat komt daar mijn wedstrijdverloop. Hier in het kort het verslag:

De dagen voor de wedstrijd was ik heel ontspannen. Pas in de nacht ervoor kwamen de wedstrijdkriebels, maar dan wel gelijk in alle hevigheid. Dat wordt allemaal nog erger wanneer je naar de start loopt, 1864 atleten in de Stille Oceaan, helicopters erboven, duizenden mensen langs de kant… kippenvel. Met de start ben ik goed weg, maar al snel slaat iemand m’n bril van het hoofd. Dat betekent voor de rest van het zwemmen ellende: elke 150 meter moet ik stil liggen om dat irritante ding weer recht te zetten. M’n lenzen wil ik niet kwijt, want ik heb min acht, maar dat maakt het zwemmen, waar ik zo naar uitkeek, tot een ellendig onderdeel. Het fietsen gaat in het begin goed, maar na 140 km krijg ik last: de zoutpillen, die ik hier gebruik, willen eruit, en ik kan net voorkomen m’n maaginhoud op straat te gooien. De maag kan niets anders meer verdragen dan cola, en dat betekent dat ik nu al in de ellende zit… De moraal zakt, het tempo ook, maar ik rijd nog aardig van voren. Wel voel ik al dat een goede klassering niet mogelijk gaat zijn: de marathon gaat heel zwaar worden.

Inmiddels is het bloedheet: op de warmste stukken 105 Fahrenheid, dik 40 graden, en nog eens veel wind. Mentaal breekt het bijna; ik begin te denken aan opgeven en overweeg de opties. Ik besluit al snel dat ik niet voor niets naar hier gekomen ben, en koste wat het kost de finish te halen. Het lopen gaat direct erg moeizaam, ik heb weinig energie, het is bloedheet, en meer dan een zuinige dribbel zit er niet in. Aan alle kanten word ik ingehaald op m’n normaal favoriete onderdeel. Wanneer ik op mijl 7 nog een zoutpil probeer, kots ik m’n volledige maaginhoud op de straat. De benen zijn inmiddels zo verkrampt dat hardlopen niet meer lukt. Ik reken snel door: als ik vanaf hier wandel, dan ben ik nog steeds op tijd binnen. Ik houd het nog een mijl hardlopend vol, maar moet dan toch echt wandelen. Dat doe ik een mijl of tien, en dat zijn geen leuke miles geweest, kan ik jullie vertellen. Alles doet pijn; ik probeer nog een paar keer te gaan hobbelen, maar wordt direct door kramp terecht gewezen.

De maag verdraagt niets meer, alleen kippensoep – die ze op dit moment van de wedstrijd serveren. Na 18 mijl kan ik weer een beetje hardlopen, en wissel dat af met wandelen. Gaat het in ieder geval een beetje sneller. De laatste 3 miles kan ik weer redelijk hardlopen, erg prettig, want daardoor kan ik tenminste hardlopend finishen. De finish wordt daardoor geweldig: met toch weer een redelijk tempo kan ik Palani Road afdenderen, zie daar m’n broertje Richard staan, die door emoties overmand dreigt te worden, en daarna m’n moeder, Vincent, Maaike en Annelies, die vanuit Nederland naar hier zijn gekomen om mij te zien finishen. Ik heb ze niet teleurgesteld, en vooral mezelf niet, want ik zou het mezelf niet hebben kunnen vergeven niet te finishen.

Ik ben nu een officiële Ironman, en dat pakt niemand me meer af.

Aloha!

Bert

Nieuws Overzicht