Eerste in Veenendaal

Bert Flier

Ik ben in de overgang en dat is niet prettig. De ene dag doen m’n benen wat ik wil, de andere dag ben ik niet vooruit te branden. Het schijnt te horen bij de naweeën van een hoogtestage. Alleen het zwemmen ging de afgelopen week naar wens; het fietsen en lopen varieerden tussen acceptabel en abominabel. Vrijdag maakte ik me tijdens de looptraining toch wat zorgen over m’n wedstrijdvaardigheid – de benen leken wel van beton en m’n hartslag was niet omhoog te krijgen. Ter bestrijding van de malaise heb ik daarom ’s avonds nog maar een fietstraining gedaan met wat tempowerk om de boel wakker te schudden. Niet prettig, maar wel nuttig zo zou zaterdag blijken.

De kwart van Veenendaal is traditioneel één van de sterkst bezette niet-stayerkwartjes van Nederland. Ook dit jaar staat er behoorlijk wat triatlongeweld aan de start: off-road specialist Royce Kortekaas; de oude meester Rob Barel; Jos Everts, oud-Almere en Roth-winnaar die aan een tweede jeugd begonnen lijkt te zijn, nieuwkomer Roeland Smits en nog wat andere namen. Helaas kunnen Casper van den Burgh (vakantie) en Eddy Lamers (blessure en daarom getransformeerd tot wedstrijdleider in Veenendaal) niet aan de start staan.

Het ontbreken van deze twee goede zwemmers doet bij mij, gesterkt door het lekkere zwemmen van deze week, het plan rijzen om zo snel mogelijk de 1500 meter door de Veenendaalse sloot af te leggen. Scheelt weer het nodige herstelwerk met het fietsen en lopen. Omdat ik met de start een halve seconde te laat reageer, lig ik direct al een halve lengte achter, en ik laat me terug zakken in een stel heftig zwiepende voeten. Ik denk de slag te missen, maar zie bij het keerpunt dat ik aan de staart van het kopgroepje hang. En dat zonder me echt te moeten hebben inspannen; later zie ik dat m’n hartslag gedurende de eerste minuten Almere-waarden vertoont. Erg prettig. U begrijpt dat ik na 150 meter zwemmen een gelukkig triatleet ben, want zo erg houd ik niet van die zwemstart. Op de terugweg naar het tweede keerpunt zoeken de mensen voor me de ideale lijn op. Die loopt vlak langs de kant. Het water is daar 30 centimeter diep en lekker modderig. Ik bedenk me dat dit een uitstekende plaats is om een oude fiets te dumpen, of bijvoorbeeld een winkelwagentje. Uit het geloop en gesnoek voor me trek ik de conclusie dat de kust veilig is en ik snoek uit alle macht mee. Leuk om te doen en spectaculair voor het publiek, maar ook riskant: vorig jaar haalde hier nog iemand z’n voet open aan een glasscherf. Daarnaast stinkt het als een bunzing door die omgewoelde modder. Uiteindelijk kom ik ongedeerd als achtste uit het water, op zo’n 40 seconden van Barel.

Alhoewel ik niet gezegend ben met een grote mate van behendigheid heb ik een bloedwissel en zit als derde op de fiets. Ik geef gelijk vol gas om naar voren te rijden en de groep die met me uit het water kwam te kunnen lossen. Na de eerste van de vier ronden rijdt alleen Rob nog voor me. Bij mij zijn dan Jos Everts, Royce Kortekaas en een nog nader te identificeren iemand aangesloten. Wanneer Jos naar de kop gaat, kraakt het bij mij. Middenin het tweede rondje doet hij het even wat rustiger aan en neemt Royce het heft in handen. Na een paar kilometer vindt Jos het blijkbaar niet hard genoeg aan en komt er knalhard overheen. Royce laat een gaatje vallen en ik voel aan dat dit een Vorentscheidung kan zijn: Royce is de beste loper van degenen die voorin de wedstrijd zitten, en een beetje speling op hem met het lopen zou me zeer goed uitkomen. Op m’n tandvlees kan ik het gaatje naar Jos dichten en moet vervolgens alles uit de kast halen om ‘m niet van me weg te laten rijden. Het hele, meest door zijwind geteisterde parcours rijd ik op de 52×15 en dat verzet moet ik ook nog flink laten tollen om de apotheker bij te kunnen houden. Royce wordt gelost en Jos en ik halen Rob vervolgens na krap 30 kilometer fietsen bij. Jos gaat erop en erover en Rob laat een gaatje vallen. Slimme truc van ‘m om te kijken wat ik nog in huis heb; ik duik in het gat maar krijg het niet dicht. Even later versnelt Rob en hij rijdt dus wel naar Jos toe. Ik voel me gefopt, maar moet erkennen dat ze gewoon harder rijden. Op dat moment schiet er een wijze Loesje-slogan door m’n zuurstofarme brein: Let your selfconfidence be bigger than your ego. Het doet best wel pijn om de twee voor me uit te zien rijden, maar ik durf niet te riskeren m’n benen in puin te rijden en daarmee m’n lopen in de waagschaal te stellen.

Zo goed als ik de eerste wissel in m’n hoofd had zitten, zo nalatig ben ik geweest met het verkennen van de tweede wissel. Ik besluit op m’n geheugen te vertrouwen en meen me van vorig jaar te herinneren dat de uitgang rechtsachter in het parc fermé ligt. Ik doe m’n schoenen aan, zie Rob en Jos in de verte lopen, storm naar de vermeende uitgang en zie daar alleen maar dranghekken. Er wordt gewezen en geroepen naar waar de echte uitgang is – achter me, terwijl ik al in volle vaart richting mijn vermeende uitgang raas. Ik besluit een extra rondje parc fermé in te lassen, waarbij ik bij elke hoek een drankhek vastpak om als een soort slingeraap de bocht rond te zwiepen. Daarbij hebben zich wat verschuivingen in het parc fermé voorgedaan, waarvoor mijn oprechte excuses. Vol adrenaline en zelfverwijt over m’n laksheid loop ik uiteindelijk het loopparcours op. Jos haal ik al snel bij en Rob, die op loopschoenen fietste en uiteraard wel in één keer goed wegliep, heb ik na krap drie kilometer te pakken. Ik loop gelukkig makkelijk weg en heb na 6 kilometer een gat van een minuut bijeen. Dan hoor ik dat Royce aan een opmars bezig is, maar ik kan die minuut speling tot op de streep behouden. Barel finisht als derde, Roeland Smits, m’n Font Romeu-trainingspartner, als vierde en Jos Everts als vijfde:

1. Bert Flier 1:57.50
2. Royce Kortekaas 1:58.57
3. Rob Barel 2:00.17
4. Roeland Smits 2:00.24
5. Jos Everts 2:01.07

Nog twee weken richting de volgende wedstrijd: een dag lang raggen in de polders rond Almere.

Bert Flier

Nieuws Overzicht