Trainingskamp Gran Canaria, maart 2006

Lots of journey, no destination

Met een mengeling van verlangen en ontzag stap ik vroeg in de ochtend van de laatste trainingsdag op de fiets vanwege het vooruitzicht van een vreselijk zware, maar erg mooie rit dwars over Gran Canaria. Vandaag wil ik vanuit Playa del Ingles naar de 1950 meter hoge Pico de las Nievas fietsen, het hoogste punt van het eiland, deels over asfalt, deels over offroad paadjes. Dat doe ik samen met Jeroen Korpershoek, die als sparring partner optreedt in de tweede trainingsweek. Hij heeft Vincent van Os afgelost, de uitverkorene die me in de eerste week heeft vergezeld op m’n trainingstochten. Om ook offroad te kunnen gaan heb ik dit trainingskamp de mountainbike meegenomen. Dat maakt het fietsen, vooral bergop, zwaarder, maar ook mooier en veelzijdiger.

Direct uit Playa del Ingles begint de klim omhoog naar El Tablero. Gemene stukken van af en toe 20% maken dat we snel wakker zijn. Na een half uur hebben we al het equivalent van vijf beklimmingen uit de Ronde van Vlaanderen te verwerken gehad, en de wetenschap dat er nog een uur of zes in het zadel volgt maakt dat ik de hellingen met veel respect behandel. Halverwege de klim zit een kleine afdaling, dit tot groot ongenoegen van Jeroen. ‘Stelletje etterbakken! Waarom kunnen ze die klim niet in één keer naar boven laten lopen?’ vraagt hij. Ik ben het roerend met hem eens: het is doodzonde om de zo duur met bloed, zweet en tranen betaalde hoogtemeters als sneeuw voor de zon onder de wielen te zien verdwijnen. Om zo min mogelijk energie verloren te laten gaan probeer ik uit de afdaling zoveel mogelijk snelheid mee te nemen naar de volgende beklimming. Jeroen volgt mijn voorbeeld, maar schakelt verkeerd en valt stil. Ik wacht niet op hem, want vijftig meter voor ons rijdt een groep Duitsers, ook op mountainbikes, en tot mijn genoegen merk ik dat ik harder rijd dan zij. Zo soepel mogelijk haal ik ze in en eifersuchtig kijken ze me na. Jeroen heeft inmiddels de ketting weer goed liggen en zorgt voor de definitieve knock-out door de groep op een bizar hoog tempo voorbij te kletsen om de opgelopen averij te herstellen.

Zo klimmen we voort, over een steeds steiler en slechter wordende weg. Naar het eind van de beklimming toe zien we de weg zich over een berg slingeren, maar waarheen de weg ons leidt is onduidelijk. Er staan wat vervallen huizen, en ik vrees met grote vreze dat we een doodlopende weg berijden. Jeroen is er ook niet zo gerust op en we zien een dik uur klimmen al bijna in rook opgaan. Op de top stopt de asfaltweg. Ik schakel m’n voorvering in en stuur een vaag offroad paadje in. Tot onze grote opluchting leidt dit pad ons naar het binnenland, exact in de door ons gewenste richting van de Pico, en door een landschap zo mooi dat het ons de adem beneemt. De benen voelen beter en beter aan en krijgen wat gelegenheid te herstellen op dit vlakkere stuk. We hebben een magnifiek uitzicht op de bergen voor ons en het contrast tussen het diepe blauw van de hemel en het sprankelende groen van het naast ons liggende dal is fenomenaal.

Na een mooi stuk offroad klimmen en dalen komen we uit bij een binnenmeertje dat op 1000 meter hoogte ligt. Over het asfalt klimmen we door naar Ayacata, waar we een ravitailleringsstop doen. Vanaf hier is het nog 500 meter klimmen naar de top, en dat worden de zwaarste van de dag. Jeroen kent een dipje, maar het uitzicht op de top maakt alle inspanningen meer dan goed. We tanken bij met cola en chocola, en Jeroen koopt een stuk vijgen-amandeltaart zo zwaar als een baksteen. We hebben inmiddels ruim drie uur geklommen en maken optimaal gebruik van de rustpauze door een lawine aan foto’s te maken. Vanaf de top hebben we een schitterend uitzicht over Gran Canaria en de Atlantische Oceaan en we kunnen zelfs in verte de Teide op Tenerife zien liggen, Spanjes hoogste berg. De foto’s vanaf het uitzichtpunt zijn mooi, maar het irriteert me dat een zwerm toeristen, zich vervoert hebbend in auto’s, dezelfde foto’s neemt als wij. Ik wil meer extreme plaatjes en begeef me via een gat in de vangrail richting een uitstekende rotspunt, met daarachter het gapende gat van een honderden meters diepe afgrond. Gadegeslagen door op sensatie beluste toeristen glibberen en glijden we, met mountainbikes op de schouder, naar het uitstekende stuk rots, en maken daar een serie foto’s van een kwaliteit waar Paul Huff een punt aan had kunnen zuigen.

Na deze hachelijke fotosessie storten we ons per fiets naar beneden, en zijn een vol uur bezig om de bijna tweeduizend hoogtemeters weer af te dalen. In onze enthousiasme janken we als spitfires richting de zee en jagen een oude Gran Canariaan, zich voortbewegend in een aftandse Fiat Panda, de stuipen op het lijf. Hij houdt zich meer bezig met de pracht van het omliggende landschap dan met wat er van de berg af komt zeilen, en ziet ons pas wanneer we in volle vaart langs zijn omhoog kruipende vehikel suizen. Ik zie de man in een paar seconden jaren ouder worden. In al onze afdalingsijver missen we diverse afslagen die ons snel in Playa hadden moeten brengen. We belanden uiteindelijk in het nogal ver van Playa del Ingles verwijderde, want precies aan de andere kant van het eiland gelegen Telde. Ik voel me nog opperbest en ram de barranco’s over, gegangmaakt door een stevige meewind. Wanneer Jeroen overneemt merk ik dat hij mysterieuze krachten heeft opgedaan uit zijn vijgen-amandeltaart en ik moet flink aan de bak. Inmiddels zijn we al een uurtje of zes onderweg, en ik zie de horizon steeds meer trillen. Dit zou aan de bloedhitte kunnen liggen, maar wijst vooral op verminderd waarnemingsvermogen als gevolg van suikertekort. We zoeken snel een supermarkt op en gezamenlijk werken we twee blikken cola en een paar ons chocolade naar binnen. Met volle tanks en in strakke meewind rijden we ons laatste uurtje naar huis, vergezeld van het zoemen van de brede mountainbikebanden over het hete asfalt.

Wanneer we uiteindelijk terug in het appartement komen, zijn we acht uur weg geweest, maar – lang leve de endorfinen! – ik voel me nog steeds zeer goed. Na een snelle pitstop pakt Jeroen zijn vlieger om nog wat met de wind te spelen, en geeft op het strand een ware demonstratie van zijn vliegervaardigheid. Ik doe ook een aantal pogingen de vlieger in de lucht te houden, maar ben voornamelijk succesvol in het vangen van nietsvermoedende strandgasten in de touwen van mijn neerstortende vlieger.

Het vliegeren laat ik aan Jeroen over, en ga lopen. De benen voelen vreselijk goed aan , en het besef dringt door dat ik, op deze laatste dag, dan plotseling heb gevonden waar ik twee weken naar op zoek ben geweest. Onvermoeibare benen. Na een volle dag op de fiets zweef ik in de zwoele avondbries over het strand van Playa del Ingles, slechts gadegeslagen door een groepje surfers dat in de zacht zilveren zee voor het invallen van de avond nog op zoek is naar een laatste golf. In de verre verte lonkt de vuurtoren van Maspalomas, die eigenlijk veel verder reikt dan mijn initiële bedoelingen. Ik voel me echter zo goed dat ik in een opwelling besluit ik ernaar toe te lopen. Alles valt op z’n plaats, ik voel me één met de golven, de wind en het zand en zou het liefst voor altijd met dit gevoel blijven lopen. Wanneer ik op de uiteindelijk onvermijdelijke terugtocht naar huis achterom kijk om te schatten hoeveel daglicht me nog rest, zie ik boven de goudgele zandduinen de zon in een explosie van licht achter de horizon verdwijnen. Deze avond blijf ik lopen totdat het donker word. Op de achtergrond klinkt het geluid van een koel klotsende branding, en soepel glijd ik voort over een tapijt van zoete herinneringen aan de mooie momenten die ik deze vijftien dagen heb mogen beleven.

 Bert Flier

Nieuws Overzicht