Op herhaling in Oud Gastel

Na Nijverdal, de Xterra die ik op Tweede Pinksterdag afwerkte, was Oud Gastel mijn eerste ‘wegtriatlon’ van dit seizoen. De avond voor de wedstrijd neem ik gewoontegetrouw het informatieboekje nog eens door. Daaruit maak ik op dat de start zowel om half tien als om kwart over elf plaats vindt. Ik speel op zeker en zet het alarm op kwart over zes. Om half acht rijd ik Oud Gastel binnen. Het dorp verkeert in diepe zaterdagochtendrust. Er is geen triatleet te bekennen. Bij de sporthal, waar ik me moet inschrijven, wrijven de paar aanwezige vrijwilligers zich de slaap uit de ogen wanneer de dorpshaan de ochtend met gekraai begroet. Wedstrijdcoördinator Bernard de Vugt en even later speaker Wim van den Broek vragen me wat ik zo vroeg in het Gastelse doe. ‘Op tijd zijn’, is mijn antwoord.

Ik blijk inderdaad heel erg op tijd, want de start is pas om kwart over elf. Alle tijd voor een goede warming-up. Aangezien ik de afgelopen week hard getraind heb en mijn lichaam zo roestig voelt als een oude spijker, trap ik lekker 50 kilometer los in het Brabantse land. Wanneer ik terugkom, begint de concurrentie zo’n beetje te arriveren. Uiteindelijk bij de zwemstart aangekomen blijk ik mijn elastiekjes, essentieel voor een vloeiende eerste wissel, vergeten te zijn. Hier betaalt mijn voorsprong op het tijdschema zich uit, want ik heb nog voldoende tijd om op de fiets naar het dorpscentrum terug te fietsen om mijn omissie te corrigeren. Toch kom ik nog bijna in de problemen bij het te water gaan. Ik heb het principe, grenzend aan bijgeloof, als eerste in het water te liggen. Dat garandeert dat ik de langste warming-up voor het zwemonderdeel heb kunnen doen, iets waar ik erg aan hecht omdat triatleten de rare gewoonte hebben hun wedstrijd van meerdere uren met een sprint in te luiden. Twee atleten zijn al aan de afdaling per trap richting Roosendaalse Vliet begonnen. Ik maak een sprintje van 10 meter, spring over de concurrentie heen, en stort mezelf linea recta in de metersdiepe afgrond. Toch nog als eerste plons ik in het water, tot groot ongenoegen van mijn voortplantingsorgaan trouwens. Volgende keer de benen bij elkaar houden.

Dankzij – of ondanks – mijn uitgebreide warming-up ben ik bij de start goed weg. Redelijk ontspannen kan ik de eerste paar honderd meter met de kop mee. Twee mensen zwemmen zich los van ons groepje, en rechts van me komt Dave Rost langszij. Ik pik aan en kan precies in zijn slipstream mee. Achter me ligt Rob Musters. Anton Mol en Carlo van den Bergh, de mensen waar ik normaal mee zwem, vermoed ik ook in mijn nabijheid, maar even later zie ik dat we maar met z’n drieën zijn. Bij het keerpunt liggen Leon Jacobse en Remy Vasseur nog voor ons. Remy buigt direct na het keerpunt vreemd af richting riet. Dat is niet de ideale lijn, en achtervolgt door een paar in hun rust verstoorde eenden probeert hij het gat naar ons groepje te dichten. Tevergeefs. Dave zwemt strak door en achterhaalt net voor de zwemfinish Jacobse. Met z’n vieren komen we als eersten uit het water, een voor mij historisch feit. Nog nooit eerder zat ik in Oud Gastel met het zwemmen in de kopgroep, en nog nooit zwom ik hier binnen de 20 minuten.

Door blijdschap geïnspireerd raas ik door de wissel en spring als eerste op de fiets. Dave Rost zit direct achter mij, maar Rob Musters en Leon Jacobse missen de aansluiting. Na vijf kilometer komt Dave langszij en voert het tempo op. Hij rijdt strak door. Rob, die probeert de in de wissel opgelopen achterstand in te halen, moet daardoor alsnog het onderspit delven in de achtervolging. Ik neem even later nog even over, maar kan niet zo hard rijden als Dave. Hij komt dus even later weer langszij en neemt de rest van het fietsen voor zijn rekening. Met een gemiddelde van krap 41/u rijden we binnen de 1 uur twintig minuten Oud Gastel weer binnen. Dat komt erg goed uit, want ik ben van plan m’n tijd van vorig jaar flink aan te scherpen. Toen finishte ik na 1 uur 56, een voor mij snelle tijd op dit parcours.

Na weer een goede wissel kom ik als eerste het loopparours op. Dave moet een gaatje dichtlopen en ik wacht ‘m op, aangezien twee koplopers leuker is voor de wedstrijd en er een betere eindtijd inzit als je elkaar opjaagt. Na een dikke kilometer laat hij me echter lopen. Ik loop strak door in een poging een 34-er op dit tien kilometer lange parcours neer te zetten. Halverwege zit ik goed op schema, maar het begint wel pijn te doen. Dan ontwaar ik voor mij de illustere Willem de Snoo, oud-clubgenoot van Energie. Meestal geven we elkaar bij het passeren een high-five of billentik als teken van erkenning. In plaats daarvan jat ik deze keer in het passeren zijn pet en zet die op mijn eigen zweethoofd. In plaats van een poging zijn accessoire te repatriëren, geeft hij me directieven over hoe het ding precies op te zetten. Andersom, net zoals Willem ‘m pleegt te dragen. Opdat de pet op dezelfde wijze gedragen zijn weg over het Oud-Gastelse loopparcours kan vervolgen – zij het iets sneller. Beschaduwd door de pet van De Snoo snel ik over het resterende gedeelte van het parcours. Tot mijn grote tevredenheid finish ik na 1 uur 54, mijn snelste tijd ooit in de zeven keer dat ik hier startte, en één van de snelste tijden gerealiseerd in deze wedstrijd.

De uitslag:

Zwem Wissel+fiets Wissel+loop Eindtijd
Bert Flier 19:55 59:47 34:57 1:54:39
Dave Rost 19:50 59:50 36:09 1:55:49
Remy Vasseur 20:27 1:02:22 36:16 1:59:05

Volgende week neem ik relatieve rust en start zaterdag in Didam, in het oosten des lands.

Bert Flier

Nieuws Overzicht