Winst in Bodegraven

Bert Flier

Het wordt per wedstrijd moeilijker en makkelijker om te blijven winnen. Moeilijker, omdat m’n scalp steeds gewilder wordt na de hattrick in de eerste drie wedstrijden. Zo hoor ik na 500 meter lopen de begeleiding van Bas Borreman, m’n naaste achtervolger, hem toeschreeuwen: ‘Je kan die Flier pakken! Lopen met je …[censuur]’. Ik moet heb gas op de plank zetten om ‘m van het lijf te houden. Aan de andere kant groeit per wedstrijd het zelfvertrouwen. Daarnaast doe ik deze wedstrijden vooral als onderbreking van de trainingen en hoef ik niet te winnen. Daarnaast heb ik het mentale voordeel dat ik, naarmate de wedstrijd vorder, een steeds sterker onderdeel krijg voorgeschoteld: m’n fietsen is beter dan m’n zwemmen, en m’n lopen beter dan m’n fietsen. Als ik er met het zwemmen bij zit, dan kan er in principe niet zoveel meer misgaan en dat maakt het beslissen van de wedstrijd een stuk makkelijker.

Daarvoor moet ik er dan wel bij zitten met het zwemmen. In Bodegraven is, om mij onbekende redenen, het zwemmen slechts 1000 meter in plaats van de gebruikelijke 1500 meter. Mijn plan is beheerst te starten, me in de eerste ronde een plaats in de tweede groep (waar een paar goeie fietsers in zitten) te veroveren, om vervolgens met dat groepje naar de kop te fietsen.

Dat beheerste starten gaat fout, want tijdens de Le Mans-start vanaf het strandje wordt m’n bril van m’n ogen geslagen en moet ik even de tijd nemen om dat weer recht te zetten. Ik heb lenzen, sterkte -6 met een cilinder van -1,5 en ben dus stekeblind als ik m’n brilletje kwijtraak. Aldus bevind ik me na 50 meter zwemmen midden in de vechtende menigte en moet herstelwerkzaamheden verrichten om weer naar voren te komen. Dat gaat me gelukkig goed af en na de eerste van twee ronden kan ik aanschuiven aan de staart van de door mij begeerde groep. Ik kom uiteindelijk als iets van zevende aan de kant, op 50 seconden van beste zwemmer Paul ten Brink en 30 seconden van tweede zwemmer Bas Borreman.

Na de wissel zit ik gelijktijdig op de fiets met Carlo van den Berg en neo-senior Erik-Simon Strijk, die een cursus laagvliegen geeft. Na krap 10 kilometer hebben we het gat dichtgereden op eerst Borreman, en daarna Ten Brink. Wanneer even later Frans van Heteren aansluit, ontstaat een kopgroep van 6 man, waarvan Strijk, Borreman en Van Heteren het meeste werk opknappen. Tegenwind is het tempo goed te volgen, maar vooral voor de wind wordt er af en toe flink snelheid gemaakt. Ten Brink moet halverwege het fietsen met knieklachten opgeven. Ik kan makkelijk volgen en zie, op zo’n 8 km voor de wissel, dat Strijk en Van den Berg zich wat moeten forceren om bij te blijven. Ik was het eigenlijk niet van plan, maar tref mezelf even later aan aan de kop van de wedstrijd in een poging de rest los te rijden om tout seul aan het looponderdeel te beginnen. Na het laatste keerpunt zie ik dat de rest er niet ver achter zit, en net als ik m’n uitlooppoging wil staken, zie ik dat het gat toch weer groeit. Ik rijd dus toch maar hard door en kom met een seconde of 15 voorsprong aan het de wisselzone. Na een niet al te snelle wissel (ik doe m’n schoenen liever goed vast ter voorkoming van blaren) en een harde start heb ik bij het eerste keerpunt 18 tellen voorsprong op Bas Borreman, en iets meer op het duo Van Heteren en Strijk. Pas na 5 kilometers van sub-3.20 capituleert Borreman en heb ik een redelijk comfortabele marge van ruim 30 seconden bij elkaar gesprokkeld. De tweede vijf kilometer kan ik iets gecontroleerder lopen, maar moet flink blijven pressen om de voorsprong te consolideren. Met een looptijd van 33’30” finish ik uiteindelijk als eerste, gevolgd door Borreman en Strijk, die de sprint om de laatste podiumplaats wint van Van Heteren.

De top-drie ziet er aan de finish als volgt uit:

1. Bert Flier 1:50.01
2. Bas Borreman 1:50.55
3. Erik-Simon Strijk 1:51.10

De komende twee weken heb ik geen wedstrijden gepland; de eerstvolgende is op 2 juli in Oud Gastel.

Bert Flier

Nieuws Overzicht